33827 |
rank paard |
luxe paard:
lyks pē̜ǝt (Q252p Moresnet),
staats paard:
štāts pē̜ǝt (Q252p Moresnet)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
33207 |
rapen |
rapen:
rā.pǝ (Q252p Moresnet)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stovenpijpen:
štōͅ:və pi.pə (Q252p Moresnet)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33764 |
rechterkant van het paard |
vannemezij:
vanǝmǝzi (Q252p Moresnet)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
17616 |
rechtstaande oren |
ezelsoren:
NB: la.bzuere = hangende oren.
eͅ.zəlsuə.rə (Q252p Moresnet)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
(⁄t woar bŏ zieëker dat ⁄t gong) rène (Q252p Moresnet)
|
Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)]
III-4-4
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
noͅ jeͅ.t re.kə (Q252p Moresnet)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21201 |
reiskoffer |
valies (<fr.):
Karte 365.
valise (Q252p Moresnet)
|
Reisekoffer
III-3-1
|
17655 |
rib |
rib:
rep (Q252p Moresnet)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rizǝ (Q252p Moresnet)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|