e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Muizen

Overzicht

Gevonden: 442
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inschieten verschieten: verschieten (Muizen) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inspannen voorspannen: vø̜rspanǝ (Muizen) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
jeneverbes bes: bes (Muizen) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] III-4-3
jonge gans gansje: gāskǝ (Muizen) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jurk kleed: katoene kliet (Muizen) Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)] III-1-3
kaars kaars: kas (Muizen) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaartspelen: koͅ:t speilə (Muizen) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kééəs (Muizen) kaas [RND] III-2-3
kaatsen bet de bal spelen: bö də bal tə speilə (Muizen), kuitelen: kuitələ (Muizen), kwatselen: kwatsələ (Muizen) kaatsen [RND] III-3-2
kakelen gekakel (zelfst. nmw.): gǝkē̜kǝl (Muizen), kakelen: kākǝlǝ (Muizen) Geluid voortbrengen, gezegd van een kip. Dit lemma is onderverdeeld in geluiden die de kip maakt: (1) voordat ze een ei gaat leggen; (2) nadat ze een ei gelegd heeft. [N 19, 46; L 34, 12; L 34, 13; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-12