e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Muizen

Overzicht

Gevonden: 442
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vespers vespers (<lat.): vɛspərs (Muizen) de vespers [RND] III-3-3
vieren vieren: gəvi.ət (Muizen) gevierd [RND] III-3-2
vinger vinger: viŋər (Muizen) vinger [RND] III-1-1
viooltje viool: viool (Muizen) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vlaamse gaai meloof: melow (Muizen), meloəv (Muizen) vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlinder pepel: pi.pəl (Muizen) vlinder, pepel [RND] III-4-2
voederbieten bieten: bītǝ (Muizen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voer voeder: fui̯ǝr (Muizen) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voetzool zool: zool (Muizen) hoe heet het onderste vlak van de voet [ZND 40 (1942)] III-1-1
vogel, algemeen gevogelte: gevogelte (Muizen) gevogelte [ZND 35 (1941)] III-4-1