23263 |
engel |
engel:
eenen engel twee engels (P181p Muizen)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
mulder:
molder (P181p Muizen),
spinbeest:
spinbeest (P181p Muizen)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
33605 |
enten |
griffelen:
grefələ (P181p Muizen)
|
[RND 08]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
borduur:
bǫrdȳr (P181p Muizen)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
koffetuur:
[vgl. Q 007: een cafeteurie]
een cofetuur (P181p Muizen)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (P181p Muizen)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (P181p Muizen)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ééətə (P181p Muizen)
|
eten [RND]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
overschot:
euverschot (P181p Muizen)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
das eene fatsoenlijke mensch (P181p Muizen)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|