24472 |
boom (alg.) |
boom:
bo:m (Q082p Munsterbilzen)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
bou̯n (Q082p Munsterbilzen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
29071 |
boord |
boord:
buǝt (Q082p Munsterbilzen)
|
Afzonderlijk stuk als afwerking of versiersel om de rand van een kleed. [N 62, 31b; MW]
II-7
|
33814 |
boosaardig paard |
(een) zure:
zū.rǝ (Q082p Munsterbilzen)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
26141 |
borst |
borst:
bǫs (Q082p Munsterbilzen)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bǫsnęt (Q082p Munsterbilzen)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
%%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%
[borstriem] (Q082p Munsterbilzen)
|
I-10
|
33968 |
borsttuig |
borsthaam:
bǫshǭm (Q082p Munsterbilzen)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
33713 |
bos |
bos:
boš (Q082p Munsterbilzen)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (Q082p Munsterbilzen)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|