e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij selderie: seͅldəri (Munsterbilzen) [Goossens 1b (1960)] I-7
sering pinksterbloem: pinksterblomme (Munsterbilzen) I-7
sikkel zikkel: zīkǝl (Munsterbilzen) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel singelriem: seŋǝlrī.m (Munsterbilzen) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sjalot sjarlot: šərloͅtə (Munsterbilzen) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅ.t (Munsterbilzen) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: grīn in blō gəhot (Munsterbilzen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
slachten slachten: slaxtǝ (Munsterbilzen) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slangetje s-je: ɛskəs (Munsterbilzen) verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] III-2-3
slecht gekleed persoon voddenman: voddenman (Munsterbilzen) In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] III-1-3