e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koningin koningin: kø̄neŋen (Munstergeleen), moer: mōr (Munstergeleen) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
kookkachel, fornuis fornuis: vərnøͅi̯s (Munstergeleen) fornuis [SGV (1914)] III-2-1
kool, algemeen: een krop kool hoofdje: hötje (Munstergeleen) [N Q (1966)] I-7
koolmees, mees mees: meis (Munstergeleen), schele bijmees: sjēlbiemeis (Munstergeleen) Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || mees [SGV (1914)] III-4-1
koolrabisoep reubensoep: reubesop (Munstergeleen) Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)] III-2-3
koopwaar waar: waar (Munstergeleen) waar (goede ~) [SGV (1914)] III-3-1
koor koor: koìr (Munstergeleen) koor [SGV (1914)] III-3-3
koorts koorts: koarts (Munstergeleen) koorts [SGV (1914)] III-1-2
kop van de schoof kop: kǫp (Munstergeleen) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kopdorser kopdorser: kǫpdē̜šǝr (Munstergeleen) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4