28400 |
koningin |
koningin:
kø̄neŋen (Q022p Munstergeleen),
moer:
mōr (Q022p Munstergeleen)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
fornuis:
vərnøͅi̯s (Q022p Munstergeleen)
|
fornuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
33546 |
kool, algemeen: een krop kool |
hoofdje:
hötje (Q022p Munstergeleen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24192 |
koolmees, mees |
mees:
meis (Q022p Munstergeleen),
schele bijmees:
sjēlbiemeis (Q022p Munstergeleen)
|
Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || mees [SGV (1914)]
III-4-1
|
20668 |
koolrabisoep |
reubensoep:
reubesop (Q022p Munstergeleen)
|
Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21400 |
koopwaar |
waar:
waar (Q022p Munstergeleen)
|
waar (goede ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
23216 |
koor |
koor:
koìr (Q022p Munstergeleen)
|
koor [SGV (1914)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
koarts (Q022p Munstergeleen)
|
koorts [SGV (1914)]
III-1-2
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (Q022p Munstergeleen)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫpdē̜šǝr (Q022p Munstergeleen)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|