24880 |
kweek |
puimen:
pø̜i̯mǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kwee (Q022p Munstergeleen),
kwē (Q022p Munstergeleen)
|
kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
plagen:
ploage (Q022p Munstergeleen)
|
kwellen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (Q022p Munstergeleen)
|
kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
loag (Q022p Munstergeleen)
|
laag (znw.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
ręŋk (Q022p Munstergeleen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q022p Munstergeleen)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lięxtǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjtevel (Q022p Munstergeleen)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
kaplaars:
kaplaars (Q022p Munstergeleen)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|