e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lamp lamp: lamp (Munstergeleen) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit wiek: wēk (Munstergeleen) lampepit [SGV (1914)] III-2-1
landstreek streek: sjtreek (Munstergeleen) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lang schortlint snoer: sjneur (Munstergeleen) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
lange broek lange broek: lang brook (Munstergeleen) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange kleurige herenkous kniehoos: kneehaoze (Munstergeleen) mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)] III-1-3
lange onderbroek? lange onderbroek: lang óngerbrook (Munstergeleen) onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)] III-1-3
lange overjas gelegenheidsjas: gelèègnheidsjas (Munstergeleen) jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] III-1-3
lange smalle broekzak zijschede: ziesjei (Munstergeleen) zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)] III-1-3
langgerekt hok hoop: hǫu̯p (Munstergeleen) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4