e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lederen pantoffel pantoffel: pantóffel (Munstergeleen) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeg, niets bevattend leeg: lèg (Munstergeleen) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: ps. boven de ê staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  lêgluiper (Munstergeleen) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier leerlooier: lę̄rlø̄jǝr (Munstergeleen) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjs (Munstergeleen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: lièw (Munstergeleen) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leggen leggen: lègge (Munstergeleen) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legnest legnest: lęknęs (Munstergeleen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lende lende: lìnge (Munstergeleen) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lente (Munstergeleen), vroegjaar: vreugjoar (Munstergeleen) lente [SGV (1914)] III-4-4