e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natuurlijke waterloop beek: bē̜k (Munstergeleen), slei: šlęi̯ (Munstergeleen) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
nauw, eng eng: ing (Munstergeleen) nauw [SGV (1914)] III-4-4
navel navel: navəl (Munstergeleen) navel [DC 02 (1932)] III-1-1
navelbandje navelbandje: navelbendje (Munstergeleen) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
neef neef: nēf (Munstergeleen), nēͅf (Munstergeleen) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Munstergeleen, ... ) neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: neugenoug (Munstergeleen) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
nek nek: nak (Munstergeleen) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nemen, pakken nemen: numme (Munstergeleen), pakken: pakke (Munstergeleen) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
nerf van de weide groes: grōs (Munstergeleen) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3