18185 |
schoenveter |
schoensriem:
sjoonsreem (Q022p Munstergeleen)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (Q022p Munstergeleen),
steekschoffel:
štē̜kšofǝl (Q022p Munstergeleen)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šofǝlǝ(n) (Q022p Munstergeleen)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
schoffelmachine:
šofǝlmǝšin (Q022p Munstergeleen)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|
34629 |
schokken |
schokkelen:
šokǝlǝ (Q022p Munstergeleen),
stoten:
štuǝtǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
17964 |
schokschouderen |
schikschouderen:
sjiksjouwere (Q022p Munstergeleen)
|
schokschouderen [SGV (1914)]
III-1-2
|
22371 |
schommel |
schokkel:
sjokkel (Q022p Munstergeleen)
|
schommel [SGV (1914)]
III-3-2
|
21366 |
schoolopziener |
schoolopziener:
sjoilopzeener (Q022p Munstergeleen)
|
schoolopziener [SGV (1914)]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
šoandoͅxtər (Q022p Munstergeleen)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmam:
šoanmam (Q022p Munstergeleen),
schoonmoeder:
šoanmōdər (Q022p Munstergeleen)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|