19778 |
sering |
sint-levesbloem:
Sint-lêêves bloom (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen)
|
[SGV (1914)]sering [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjeldoek:
fraanjeldook (Q022p Munstergeleen)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bǫkǝbārt (Q022p Munstergeleen),
sik:
sek (Q022p Munstergeleen),
siek (Q022p Munstergeleen)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
I-12, III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zēkǝl (Q022p Munstergeleen)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
19065 |
sip (kijken) |
sneu kijken:
sjneù kieke (Q022p Munstergeleen)
|
sip kijken [SGV (1914)]
III-1-4
|
21143 |
sjees |
sjees:
šēs (Q022p Munstergeleen)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|
18686 |
sjerp |
sjerp:
sjerp (Q022p Munstergeleen)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17870 |
slaan |
houwen:
houwə (Q022p Munstergeleen),
slaan:
sjla͂n (Q022p Munstergeleen),
sjla͂n dich om d`aorə (Q022p Munstergeleen),
sjloan (Q022p Munstergeleen)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
33028 |
slaan met de zicht |
houwen:
hǫu̯ǝ (Q022p Munstergeleen)
|
De slaande beweging maken met de zicht. Zeer vaak werd voor deze vraag dezelfde opgave gegeven als voor de algemene vraag "maaien met de zicht". Hier zijn alleen de opgaven opgenomen die niet identiek zijn met de vragen "inkappen" of algemeen "maaien met de zicht". Zie ook de toelichting bij het vorige lemma ''maaien met de zicht'' (4.2.1). [N 15, 16f; monogr.]
I-4
|
18596 |
slaapmuts |
slaapmuts:
slaopmötsj (Q022p Munstergeleen)
|
slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)]
III-1-3
|