e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toilet huisje: høskə (Munstergeleen) wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1
tonen tonen: tuine (Munstergeleen) tonen [SGV (1914)] III-1-1
tong tong: tōng (Munstergeleen) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
toonbank winkelbank: winkelbank (Munstergeleen) toonbank [SGV (1914)] III-3-1
toot tompen: tømpǝ (Munstergeleen) Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig ge√Ønterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr] I-13
tornen tornen: tǫrǝ (Munstergeleen) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
traag traag: troag (Munstergeleen) traag [SGV (1914)] III-1-4
trakteren trakteren (<lat.): trakteere (Munstergeleen) trakteeren [SGV (1914)] III-3-1
tranende ogen leeps: lêpsj (Munstergeleen) leepogig [SGV (1914)] III-1-1
trap trap: eine sjmale trap (Munstergeleen) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1