33264 |
gele lupine |
lupinen:
lǝpīnǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
33239 |
gele voederwortel |
voermoren:
vōrmūrǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
23206 |
geloof |
geloof:
gelouf (Q022p Munstergeleen)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
geluive (Q022p Munstergeleen)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelik (Q022p Munstergeleen),
gəmekkəlik (Q022p Munstergeleen),
op zijn gemak:
op sie gemaak (Q022p Munstergeleen)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gemein (Q022p Munstergeleen)
|
gemeen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeinte (Q022p Munstergeleen)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentewei:
gǝmęi̯ntǝwęi̯ (Q022p Munstergeleen)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
19067 |
gemok |
gemonk:
gemonk (Q022p Munstergeleen)
|
gemok [SGV (1914)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
hof:
[hof] (Q022p Munstergeleen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|