e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelder kelder: kɛldər (Nederweert), kɛ̝ldər (Nederweert) kelder [RND] || kleder III-2-1
keldergat keldersgat: kɛldərs˃gāt (Nederweert) vensteropening van kelder III-2-1
kemphaan kemphaantje: kemphaenke (Nederweert) kemphaan (29 alleen langs de rivieren in weiland; mannetjes hebben in het voorjaar bonte veerkragen en houden gezamenlijke schijngevechten [N 09 (1961)] III-4-1
kennen kennen: kinne (Nederweert), kinnen (Nederweert) kennen [SGV (1914)] III-1-4
kennis kennis: kinnes (Nederweert) kennis III-2-2
keper keper: kē̜pǝr (Nederweert) Elk van de balkjes van ongeveer 5 x 7 cm dikte, die op 50 cm afstand van elkaar verticaal over de gordingen worden gespijkerd. Zie ook afb. 49o. [N 54, 175; monogr.; div.] II-9
kerel kerel: kèrel (Nederweert), kɛ.rəl (Nederweert) kerel [RND], [SGV (1914)] III-3-1
keren draaien op de hoeken: drɛ̄i̯ǝ op ǝ hø̄k (Nederweert) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] I-1
kerk kerk: hae waas te vreug inne kerrek (Nederweert), kerrek (Nederweert) kerk [SGV (1914)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkhof kerkhof: ke:rkhof (Nederweert), kerkhof (Nederweert, ... ), kèrkof (Nederweert), ké.rkhò:f (Nederweert) Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3