e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keukenrek stortbank: komt van störtbânk: schapraai  støͅrba.ŋk (Nederweert) stellage voor borden en kommen, schapraai III-2-1
keus keus: kuuës (Nederweert) keuze III-1-4
kever, tor predikant: #NAME?  spriddekant (Nederweert) kever [SGV (1914)] III-4-2
kibbelen kringelen: vgl. Weertlds. Wb. (pag. 198): kringelen, kibbelen, ruzie maken.  kringele (Nederweert) kibbelen [SGV (1914)] III-3-1
kiekendief rietwouw: reetwouw (Nederweert, ... ), reêtwaw (Nederweert) kiekendief || kiekendief, bruine — || kiekendieven (± 47 langere staart en smallere vleugels dan buizerd [086]; slome kringetjesdraaiers; steeds laag boven grond; nest op de grond; bruine en grijze soorten; sommige in rietland of moeras, andere op de hei; ook wel eens op de trek [N 09 (1961)] III-4-1
kiel kiel: keel (Nederweert, ... ) hes (kiel) [SGV (1914)] || kiel [SGV (1914)] III-1-3
kiem scheut: scheut (Nederweert), schuuët (Nederweert) scheut III-4-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: sxētǝ (Nederweert) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: Sub kieme.  kien! (Nederweert) Kien! III-3-2
kienen kienen: kinne (Nederweert) Kienen. III-3-2