id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
21461 | kringelen | kibbelen: vgl. Weertlds. Wb. (pag. 198): kringelen, kibbelen, ruzie maken. kringele (Nederweert), krommen: kringele (Klimmen), krungele (Schimmert), krommen, ombuigen: WNT: kringelen, Tal van kringen vormen, zich herhaaldelijk rondbuigen. krungele (Klimmen, ... ), parelen: kringelen (Born), kringələ (Jabeek) III-1-2, III-2-3, III-3-1, III-4-4 |