e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knijpen nijpen: niepe (Nederweert, ... ) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen kwakken: kwakke (Nederweert) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker maal: maal (Nederweert, ... ), Gewone lemen knikker.  māle (Nederweert), Wir könnten es hier mit zwei Wörtern zu tun haben, die im Lütticher Dialekt dieselbe Lautform aufweisen: entweder maye (arch.) f. maille, petite pièce de monnaie valant un demi-denier, vgl. Verdam: maelge, mailge eene kleine munt, de helft van een penning, oder maye - Haust verzeichnet es nur als maille de filet - das auf lat. macula zurückgeht und auch die Grundform von niederl. maelie orbiculus, anulus ist. Sollte es sich hier um einen Relikt eines früheren Ring- oder Münzspieles handeln, so hätte man durch Metonymia den Namen des geworfenen Gegenstandes auf das neue Material, den Murmel übertragen. Der Zusammenhang zwischen Wurf- und Knickerspiel würde sich in diesem Falle für unser Gebiet aus der Wortgeschichte erklären.  maal [māl} (Nederweert) knikker [SGV (1914)] || Knikker. || Murmel. || Verschillende soorten knikkers. [BN 03] III-3-2
knikkers laten stuiteren kuilenpinken: Uitsluitend N.  kôelepinke (Nederweert) Stuiteren met knikkers. III-3-2
knikkertermen draaien op de keien: dreje oppe kèj (Nederweert) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipogen oogjes knippen: uigskes knippe (Nederweert) knipogen [SGV (1914)] III-1-1
kniptor hanneskeknik: vero  hanneskeknik (Nederweert) kniptor III-4-2
knoeien knoeien: knoie (Nederweert), slabben: slabbe (Nederweert, ... ) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen knoeien: knoie (Nederweert), slabben: slabbe (Nederweert) morsen [SGV (1914)] III-4-4
knoest knar: knar (Nederweert, ... ) knoest III-4-3