e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Nederweert, ... ), kroenekraane (Nederweert), kroeënekraan (Nederweert), alleen meervoud  kroenekraane (Nederweert) kraanvogel [SGV (1914)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] || kroenekraan III-4-1
krabben dabben: dabbe (Nederweert, ... ), dabben (Nederweert), krassen: krasse (Nederweert), kratsen: oppe kop zitte te kratse (Nederweert), schuren: schore (Nederweert) krabben [SGV (1914)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakeling krakeling: Syst. WBD  krakeling (Nederweert) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
kramer kramer: krieèmer (Nederweert) kramer [SGV (1914)] III-3-1
krampig krampig: kręmex (Nederweert) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel dubbele lijster: döbbele liêster (Nederweert), kransvogel: kransvogel (Nederweert), kransvoogel (Nederweert) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krant gazet (<fr.): gezet (Nederweert), krant: krant (Nederweert) krant [SGV (1914)] III-3-1
krassen krassen: krassen (Nederweert) krassen [SGV (1914)] III-4-4
kreeft kreeft: krieëft (Nederweert) kreeft III-2-3
krekel krekel: krekel (Nederweert) krekel [SGV (1914)] III-4-2