e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de kar achteruit rijden terugzetten: trø̜k˲zętǝ (Nederweert) Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99] I-13
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: eŋ stǭn (Nederweert) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten te ver uit elkaar staan (te) wijd staan: wīǝt stǭn (Nederweert) [N 8, 78b] I-9
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Nederweert), scharren: sxɛrǝ (Nederweert) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met de zweep slaan of geluid geven smikken: smekǝ (Nederweert) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een voor spitten spaden: [spaden] (Nederweert) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met grote stappen lopen treden: traeje (Nederweert) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Nederweert) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vārǝ (Nederweert) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met tegenzin tegen heug en meug: tege heug en meug (Nederweert) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4