e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op rijen zetten op rollen zetten: ǫp [rollen] zętǝ (Nederweert) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op ruiters zetten, ruiteren ruiters maken: [ruiters] mākǝ (Nederweert) Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.] I-3
op stelten lopen op stelten lopen: op stelle loape (Nederweert) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
opbrengst van een aardappelstruik bos: bōs (Nederweert) Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19] I-5
opgewarmde koffie opgewarmde: Syst. WBD  opgewerremdje (Nederweert) Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] III-2-3
ophitsen stoken: stuuëke (Nederweert) ophitsen, stoken III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: oetscheije (Nederweert) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opmaken opmaken: gaelt opma.kə (Nederweert) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen opmaken: ǫpmākǝ (Nederweert) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opper mijt: mīt (Nederweert), opper: ǫpǝr (Nederweert) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3