e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plooi plooi: pluǝj (Nederweert) Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.] II-7
pluimenborstel, plumeau poezenbezem: pu.zəbēsəm (Nederweert) ragebol van rietpluimen III-2-1
plukken plukken: plökke (Nederweert) plukken [SGV (1914)] III-1-2
plukken, van fruit afplukken: aafplökke (Nederweert), plukken: plökke (Nederweert) afplukken || plukken [SGV (1914)] I-7
poel poel: pōl (Nederweert) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poel, plas poel: poole? (Nederweert) poelen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
poetsen, schoonmaken poetsen: putsə (Nederweert), schoon wiksen: schoon wikse (Nederweert) poetsen III-2-1
poetsmes stompje: stømpkǝ (Nederweert) Het mes waarmee de uitstekende eindjes worden afgesneden. Zie ook afb. 279. [N 40, 75; monogr.] II-12
poffertje poffertje: Syst. WBD  pöffertjes (Nederweert) Poffertje [N 16 (1962)] III-2-3
poken rakelen: rōͅkələ (Nederweert, ... ) oprakelen, oppoken (van vuur) || poken [SGV (1914)] III-2-1