e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rat rat: rat (Nederweert, ... ) rat [SGV (1914)] III-4-2
ratelaar ratel: rhinanthus  raatel (Nederweert) ratelaar III-4-3
ratelpopulier espenboom: espeboum (Nederweert), rijerbeel: ri-jjerbaele (Nederweert) esp || trilpopulier III-4-3
ravotten ravotsen: revodse (Nederweert) stoeien [SGV (1914)] III-3-2
razen en gevaarlijk sakkeren: sakkere (Nederweert) razen III-1-4
rechtbank rechtbank: regbank (Nederweert) rechtbank [SGV (1914)] III-3-1
rechterkant van het paard buitenhand: buǝtǝhantj (Nederweert), buitenkant: butǝkantj (Nederweert) Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10] I-9
rechtopstaande wissen staafhout: stāfhǫwt (Nederweert), staven: stē̜f (Nederweert), stikselen: steksǝlǝ (Nederweert) De wissen die het geraamte van het opstaande gedeelte van de mand vormen. [N 40, 50; monogr.] II-12
rechtvaardig rechtvaardig: rechtvieërdig (Nederweert) rechtvaardig III-1-4
reeks, rij rij: rie (Nederweert) rij [SGV (1914)] III-4-4