e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reepje overschietend gras te groot hooien: tǝ gruǝt hǭi̯ǝ (Nederweert) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
regen (alg.) regen: raengel (Nederweert), (zo wordt het ook genoemd).  raegen (Nederweert), Verouderd NO.  reîngel (Nederweert), ww.: reingele  reingel (Nederweert) regen III-4-4
regenen (alg.) het drupt van de regel: è druuptj v/d raeggel (Nederweert), regenen: raegene (Nederweert), raengele (Nederweert), Verouderd NO.  reîngele (Nederweert) regen [hij van den ~] [SGV (1914)] || regenen III-4-4
regenworm pierik: peerik (Nederweert), perik (Nederweert, ... ), pērrik (Nederweert), pīrrik (Nederweert), worm: wôrrem (Nederweert) pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || pier, regenworm || regenworm [DC 40 (1965)] || worm III-4-2
rei rei: rie (Nederweert) rei [SGV (1914)] III-3-2
reiken naar prijken naar: prieke nao iets (Nederweert) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
reiskoffer koffer: koffer (Nederweert) koffer [SGV (1914)] III-3-1
rek horretje: hoͅrtjə (Nederweert) rek III-2-1
rekening rekening: ijn rêkening (Nederweert) rekening [een ~ sturen] [SGV (1914)] III-3-1
rente interest: intrest (Nederweert) rente [SGV (1914)] III-3-1