e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rotstraal rotstraal: rǫtstrǭl (Nederweert) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
rotten, van fruit verschrumpelen: verschrûmpele (Nederweert) verschrompelen I-7
rouw rouw: roûw (Nederweert) rouw III-2-2
rouwband rouwband: roûwbântj (Nederweert) rouwband III-2-2
rouwbrief doodsbrief: doeëtsbreef (Nederweert) rouwbrief, doodsbericht III-2-2
royaal wijds: wèits (Nederweert) gul [SGV (1914)] III-3-1
rozenbottel hanenkul: hanekölle (Nederweert), kanekulle (mv.) (Nederweert), mv.  haankölle (Nederweert), papenkul: paapekölle mv. (Nederweert) rozebottel || rozebottels || rozenbottel [SGV (1914)] III-4-3
rozijnenbrood krentenmik: krintemik (Nederweert) wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)] III-2-3
rug rug: rök (Nederweert) rug [SGV (1914)] III-1-1
ruggengraat ruggenstrang: röggestrank (Nederweert), rökgestrank (Nederweert), rökkestrank (Nederweert) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1