e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suizen van de oren suizen: soeze (Nederweert), t zoestj in mien oere (Nederweert), t zoestj in mien oeëre (Nederweert), tuiten: mien oeëre toete (Nederweert), tōēte (Nederweert) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
suçon, suçonnaad suçonnaad: sǝzøŋnǭt (Nederweert) Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.] II-7
taai-taai couque de dinant (fr.): Vergelijk koek Dinant  koekdenang (Nederweert) taai-taai III-2-3
taart taart: Syst. WBD  taart (Nederweert, ... ) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
taatspot van de kleine spil pot: po̜t (Nederweert) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tabak knasterd: Een knaster is eigenlijk een rieten korf, waarmee vroeger allerlei vruchte en ook tabak uit vreemde landen werd ingevoerd. De tabak was wel eens vochtig door het zeewater en had dan een walgelijke geur  knastert (Nederweert), tabak: tebak (Nederweert, ... ) slechte tabak || tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabakspruim pruimpje: pruumke (Nederweert), rolletje: Uitsluitend verklw.  rölke (Nederweert) rolletje pruimtabak III-2-3
tafel tafel: tōͅfəl (Nederweert, ... ), tøͅfəl (Nederweert) een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel [SGV (1914)] III-2-1
tafelkleed tafellaken: tōͅfəllākə (Nederweert) tafelkleed III-2-1
tafelpoot tafelpoot: mv. taofelpuuëj  tōͅfəlpūət (Nederweert) tafelpoot III-2-1