e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vechten vechten: faextə (Nederweert) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
vee beesten: bīǝstǝ (Nederweert) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken buizen: Bargoens: buizen  buize (Nederweert), lurken: Liktj toch neet zoeë aan di-j fles te lörke Wi-j völ hejje d¯r weer gelörktj vandaag: hoeveel heb je er weer gedronken vandaag  lörke (Nederweert), pimpelen: pûmpele (Nederweert), zuipen: zuuptj, zoeëp, gezoeëpe  zoêpe (Nederweert), zuuptj, zoôp, gezoôpe  zoêpe (Nederweert), zuuptj, zoôp, gezoôpe Hae zuuptj wi-j ¯ne kieëtellapper (of tempeleer of malei-jer): hij drinkt verschrikkelijk veel Hae és allewiel aan ¯t zoêpen aan: hij is tegenwoordig aan de drank Dae deut niks as zoêpen en balkenieëre: hij denkt alleen maar aan geweldig feestvieren Zoêpniekel: gewoontedronkaard  zoêpe (Nederweert) gulzig drinken || pimpelen, drinken || veel drinken van alkoholische drank || zuipen, veel drinken III-2-3
veelvraat slokmieneke: Uitsluitend verklw.  slókmieneke (Nederweert) snoeper, veelvraat III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land kwacht: kwāxt (Nederweert), moer: mōr (Nederweert), zomp: zomp (Nederweert) Naast de enqu√™tevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond peel: peel (Nederweert) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veer veer: vaer (Nederweert, ... ) veer || veer, pen, pluim III-4-1
veerpont veer: vêr (Nederweert) veer (overvaart) [SGV (1914)] III-3-1
vegen, keren keren: kē.rə (Nederweert), vegen: vêge (Nederweert) vegen [SGV (1914)] III-2-1
veiligheidsspeld sluitspelde: slu.tspɛl (Nederweert) Speld waarvan de punt in een dopje of haakje sluit, zodat men zich daaraan niet kan prikken en zij niet kan losgaan. [N 62, 50b; MW; monogr.] II-7