e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duwen duwen: daouwə (Nederweert), dowwe (Nederweert) duwen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
dwarsbalkjes, egscheien scheien: sxęi̯ǝ (Nederweert) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven dwarsdrijven: dwairsdrieve (Nederweert) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4
dwarsdrijver dwarsdrijverd: drairsdrievert (Nederweert), warsdrijver: waersdriêver (Nederweert), warskop: waerskop (Nederweert) dwarsdrijver [SGV (1914)] || weerbarstig persoon III-1-4
dweil dweil: dwɛ̄l (Nederweert) dweil III-2-1
dweilen dweilen: dwɛlə (Nederweert) dweilen III-2-1
echtgenoot baas: baas (Nederweert), mens: mens (Nederweert), mins (Nederweert) [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || baas, echtgenoot || echtgenoot III-2-2
echtgenote mam: mam (Nederweert) moeder, soms ook echtgenote III-2-2
eed eed: eit (Nederweert) eed [SGV (1914)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: eikeurke (Nederweert), eikuûrke (Nederweert), eikø͂ͅrke (Nederweert), vlooienbok: spottend, figuurlijk  vloeëjebók (Nederweert) eekhoorn [Roukens 03 (1937)] || eekhoorntje || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2