e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geil, wellustig hitsig: hitsig (Nederweert) hartstochtelijk, zeer vurig III-2-2
geit geit: gęi̯t (Nederweert) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
gejoel gekaak: gekaak (Nederweert) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
gek bram?: bram (Nederweert) gek (bijvoeglijk nmw.) III-1-4
gek persoon flabbes: flabbes (zn.) (Nederweert), flap: flap (zn.) (Nederweert), gadenpaap: gaajepaap (zn.) (Nederweert), geelis: geelis (zn.) (Nederweert) gek || komiek, zot dwaas || komiek, zot, dwaas III-1-4
geknotte wilg soets: soe-ets (Nederweert), soêts (Nederweert) de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)] || knotwilg III-4-3
gekraagde roodstaart roodstaartje: rôêtstèrtje (Nederweert, ... ), steennachtegaal: steinnachtegaal (Nederweert), steinnauchtegaal (Nederweert), wijntemper: wiêntêmper (Nederweert) gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] || tapuit, gekraagde roodstaart III-4-1
gekruld haar krulhaar: kraolhaor (Nederweert), krullen: krolle (Nederweert) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld geld: xaelt (Nederweert) geld [RND] III-3-1
gelderse roos balroos: viburnum opulus  bâlroeës (Nederweert) balroos, sneeuwbal III-4-3