e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Nederweert), lijwand: li.vǝntj (Nederweert) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
linnenkast lijnwaadkast: lī.vəntjkast (Nederweert) linnenkast III-2-1
lip lip: lup (Nederweert), løp (Nederweert) lip [RND], [SGV (1914)] III-1-1
lisdodde duivelskauw: duûvelskaw (Nederweert) lisdodde III-4-3
litteken lijklauw: [lijk + lauw] of [lij + klauw] ?  lieklau (Nederweert) litteken [SGV (1914)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝ (Nederweert) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeren loeren: loere (Nederweert), lore (Nederweert), lonken: lónke (Nederweert, ... ) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: ətloͅf (Nederweert) het lof [RND] III-3-3
lomp paard karhengst: kɛrheŋst (Nederweert), schobberd: sxobǝrt (Nederweert  [(stakker)]  ) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Nederweert, ... ), longe (Nederweert, ... ), lòng (Nederweert) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1