e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overlangs heen en weer eggen op het lengs [eggen]: ǫp˱ ǝt leŋs (Nederweert) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overloop overloop: ō.vərløͅi̯.p (Nederweert) overloop III-2-1
overmouwen bindmouwen: beŋmǫu̯ǝ (Nederweert), manchetten: manchetten (Nederweert), oogstmouwen: ǭxstmǫu̯ǝn (Nederweert) De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
overrijp, beurs gaarrijp: gieëriêp (Nederweert), melig: v fruit, droog en korrelig  maelig (Nederweert) melig || overrijp, rot I-7
overtrek tijk: tēk (Nederweert) bedovertrek III-2-1
overtroeven overtroeven: Sub oôvertroeve.  oôvertroeve (Nederweert) Overtroeven bij o.a. het bridge spelen en kruisjassen. III-3-2
overtuigd overtuigd: overtuugtj (Nederweert) overtuigd [SGV (1914)] III-1-4
overtuigen overtuigen: oeëvertuûge (Nederweert), overtuge (Nederweert) overtuigen [SGV (1914)] III-1-4
paaien gieten: geete (Nederweert) kuitschieten III-4-2
paal van de weideafrastering paal: pǭl (Nederweert), weipaal: węi̯pǭl (Nederweert) De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.] I-8