e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puistjes bobbels: boebels (Nederweert), brobbels: brobbels (Nederweert), bròbbele (Nederweert), bróbbel (Nederweert) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
punt, stip punt: punt (Nederweert) punt [SGV (1914)] III-4-4
putemmer emmer: eͅi̯mər (Nederweert), putemmer: pøͅteͅi̯mər (Nederweert) [N 12 (1961)] I-7
putgalg putgaffel: pøͅtgafəl (Nederweert), putwip: pøͅtwøp (Nederweert) [N 12 (1961)] I-7
puthaak putgard: pøͅtgēͅrt (Nederweert) [N 12 (1961)] I-7
putter bloemputter: bloompötter (Nederweert), distelvink: distelvink (Nederweert, ... ), distelvînk (Nederweert), elzenkletter: elzekletter (Nederweert), klautert (klettern) graag in elzen + etym.aant.  èlseklètter (Nederweert), heiputtertje: hejpötterke (Nederweert), puttertje: pötterke (Nederweert) distelvink || putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
putzwengel boom: boum (Nederweert), putwip: pøtwøp (Nederweert), pøͅtwøp (Nederweert, ... ), putzulle: pøͅtzy(3)̄l (Nederweert) [N 12 (1961)] [SGV (1914)] I-7
raad raad: raod (Nederweert) raad [SGV (1914)] III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): e rīēdselke (Nederweert), raodsel (Nederweert, ... ), raotsel (Nederweert), rèùtselke (Nederweert), rödselke (Nederweert), rötselke (Nederweert), Sub raotsel.  rieëtsel (Nederweert), raamsel(tje): riemsel (Nederweert), riemselke (Nederweert) raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raaf raaf: mv.  rave (Nederweert) raaf III-4-1