19806 |
spons |
spons:
spo.ns (L288p Nederweert)
|
spons
III-2-1
|
23329 |
spook |
spook:
spoik (L288p Nederweert)
|
spook [SGV (1914)]
III-3-3
|
26307 |
spoorwiel |
kroonrad:
kroonrad (L288p Nederweert),
spoorwiel:
spoorwiel (L288p Nederweert)
|
Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41]
II-3
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspø̄r (L288p Nederweert),
hānǝspōrǝ (L288p Nederweert)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24493 |
sporkehout |
hondshout:
loofboom, gebruikt voor klompepinnetjes
hóngshout (L288p Nederweert)
|
vuilboom
III-4-3
|
24248 |
spotvogel |
geelborstje:
gèèlborsje (L288p Nederweert),
gèèlbòrsje (L288p Nederweert),
tekteguut:
tekteguût (L288p Nederweert)
|
spotvogel || spotvogel (13,5 licht gekleurd, oranje binnensnavel; vaak in boomgaarden en grote tuinen, niet in bossen; nestje lijkt op dat van een vink [003]; roep hard [tetteruuïe]; drukke zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprieëft (L288p Nederweert),
sprääw (L288p Nederweert),
sprîêft (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
spreeuw [SGV (1914)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (L288p Nederweert),
spreken:
sprēͅke (L288p Nederweert)
|
praten [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)]
III-3-1
|
34409 |
springlap |
bokkenlapje:
bokǝlɛpkǝ (L288p Nederweert)
|
Lap of stuk zakkenstof onder de buik van een mannelijk schaap gebonden. Hierdoor verhindert men dat de bok kan dekken. [N 19, P 188 add.; monogr.]
I-12
|
24609 |
springzaad |
springbalsemien:
-
spring-balsemien (L288p Nederweert)
|
reuzenbalsemien [DC 68 (1993)]
III-4-3
|