21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarschouwe (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
doodbidden:
doeëtbaeje (L288p Nederweert)
|
doodbidden
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
baaje (L288p Nederweert),
baje (L288p Nederweert)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
koek:
kook (L288p Nederweert),
wafel:
waofel (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
waofele (L288p Nederweert),
Syst. WBD
waofel (L288p Nederweert),
wafelkoek:
waofelkeuk (L288p Nederweert),
Syst. WBD
waofelkook (L288p Nederweert),
Verklw. wäöfelke Waofels woeërte gebakke met ¯n waofeliêzer
waofelkoôk (L288p Nederweert)
|
wafel || Wafel [N 16 (1962)] || wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagen:
wāgǝn (L288p Nederweert)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
17943 |
waggelen |
strompelen:
stròmpele (L288p Nederweert)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25214 |
wak in het ijs |
gelong:
glon (L288p Nederweert)
|
wak, gat in het ijs
III-4-4
|
19477 |
walm |
walm:
wa.lm (L288p Nederweert)
|
walm, rook
III-2-1
|
19475 |
walmen |
blaken:
blaoke (L288p Nederweert),
blōͅkə (L288p Nederweert),
blakeren:
blaokere (L288p Nederweert)
|
walmen
III-2-1
|
20979 |
walnoot |
baak:
baok (L288p Nederweert),
noot:
(meerv. = néút)
nóót (L288p Nederweert)
|
Hoe noemt u de walnoot in het algemeen (uitspraak) (okkernoot) [N 72 (1975)] || walnoot
III-2-3
|