19658 |
wasgoed |
gewassie:
gewēzie (L288p Nederweert),
was:
was (L288p Nederweert)
|
wasgoed
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
waspin:
waspe.n (L288p Nederweert)
|
wasknijper
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
lijnwaadsmand:
livǝntjsmaŋ (L288p Nederweert),
wasmand:
wasmaŋ (L288p Nederweert)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
buut:
by(3)̄t (L288p Nederweert)
|
kuip van zink
III-2-1
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
da.mp (L288p Nederweert),
zwadem:
zwām (L288p Nederweert)
|
stoom, damp van kokend water || wasem, damp
III-2-1
|
24273 |
waterhoen |
modderkuiken:
modderkuuke (L288p Nederweert),
modderkuûk (L288p Nederweert),
schuimeend:
schoêmaentj (L288p Nederweert),
schuimeendje:
schoemaentje (L288p Nederweert),
cf HBHS 86
schoemaetje (L288p Nederweert),
waterhennetje:
waaterhenneke (L288p Nederweert)
|
waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
moer (L288p Nederweert),
mō.r (L288p Nederweert)
|
waterketel
III-2-1
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (L288p Nederweert),
pøͅt (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert,
L288p Nederweert,
L288p Nederweert,
L288p Nederweert)
|
[N 12 (1961)] [RND 08] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wātǝrlǭx (L288p Nederweert)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
hemelgeit:
als ze vliegt maakt ze een geluid als een blatende geit.
hemelgeît (L288p Nederweert),
pink:
ook wel: bokje
pink (L288p Nederweert),
vensnep:
vènsnèp (L288p Nederweert),
watersnep:
(waater)snep (L288p Nederweert)
|
watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] || watersnip, kleine
III-4-1
|