34342 |
bronstig |
breustig:
brø̄stex (L288p Nederweert),
brø̜stex (L288p Nederweert)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
paardig:
pɛ̄rdex (L288p Nederweert)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
brôêt (L288p Nederweert)
|
brood [RND]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
kadetje:
kedet’je (L288p Nederweert),
Syst. WBD
kaadètje (L288p Nederweert),
kedetje (L288p Nederweert),
pistolet:
Fr. pistolet Verklw. pisteleeke
pistelee (L288p Nederweert),
pistoletje:
Syst. WBD
pisteleeke (L288p Nederweert),
schietspoel:
Verklw. scheetspeulke
scheetspool (L288p Nederweert)
|
broodje || klein broodje met deuk || langwerpig broodje || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
hōvǝ (L288p Nederweert),
oven (L288p Nederweert)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20670 |
broodpap |
brokkelpap:
Verklw. brokkelpepke
brokkelpap (L288p Nederweert)
|
zwartbrood, gebrokkeld in botermelk
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
mikkenman:
Syst. WBD
mikkeman (L288p Nederweert)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brǫwǝ (L288p Nederweert)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brǫwǝr (L288p Nederweert),
brǭwǝr (L288p Nederweert)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brŏk (L288p Nederweert),
brøk (L288p Nederweert)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|