e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jaloers afgunstig: aafgunstig (Neer), jaloers: sjeloers (Neer) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] III-1-4
jam jam: jem (Neer) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
janken janken: ideosyncr.  janke (Neer), joenkeren: ideosyncr.  jonkere (Neer) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1
jarig zijn verjaardag vieren: verjaordaag veere (Neer) Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)] III-3-2
jas: algemeen jas: jas (Neer) jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] III-1-3
jenever schnaps (du.): snaps (Neer) jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jeneverbes duivelskers: duuvelskeers (Neer), sleenkers: -  slaenkeerse (Neer), sleenstruik: -  slaenstroek (Neer) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [Roukens 03 (1937)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)] III-4-3
jeuk jeuk: jèùk (Neer, ... ) jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht gicht: gicht (Neer) Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] III-1-2
joelen kwaken: kwaake (Neer) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1