e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knabbelen knagen: knaage (Neer) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knappen knipperen: knippere (Neer) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen knersen: kneerse (Neer) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht, algemeen knecht: knęxt (Neer) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen duwen: duuje (Neer), knijpen: kniepe (Neer) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen nijpen: niepe (Neer) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
knevels knevels: %%volgende opgaven zijn enkelvoud%%  knēvǝl (Neer) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: kni (Neer) knie [RND] III-1-1
knielbankje knielbankje: knielbenkske (Neer) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielkussen kniekussen: knīkøͅsə (Neer) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3