e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus (spotnamen) gevel: geevel (Neer), gevel (Neer), kuit: kuit (Neer), neus wie een klomp: ein naas wie eine klòmp (Neer), zuipneus: zoepnaas (Neer) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neusgaten: naasgaate (Neer) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
nier nier: neer (Neer) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niet bevrucht gust: gø̜st (Neer) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet drachtig gust: gøst (Neer) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet gedijen het niet goed doen: eigen spellingsysteem  duit het neet good! (Neer), niet aarden: eigen spellingsysteem  neet aarde (Neer) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet helder van geest dutselachtig: (o.).  dotselegtig (Neer) niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
niet zindelijk nog niet droog: nog neet dreug (Neer), nog niet proper: nog neet praoper (Neer) onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
nietsnut niksnutter: ei niksnutter (Neer), eine niksnutter (Neer) een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4
nieuwe maan nieuwe maan: noew maon (Neer) schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4