e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenlap pannenlapje: pannelépke (Neer) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pap pap: pap (Neer), Syst. WBD  pap (Neer, ... ), papje: pepke (Neer) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
papperig, opgeblazen persoon papzak: papzak (Neer, ... ) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
paraplu paraplu: perpluuj (Neer) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
parfum odeur (fr.): oodoeur (Neer) reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)] III-1-3
pas uit het ei gekomen kipje kuikje: kȳkskǝ (Neer) [N 19, 40b] I-12
pasgeboren kalf kalfje: [kalfje] (Neer) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen passen: pastj (Neer) nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] III-1-3
pasteitje pasteibakje: Syst. WBD  pasteibèkske (Neer) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastoor pastoor (<lat.): pəsjtù.ər (Neer) pastoor [RND] III-3-3