e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stevig, gezegd van voedsel stevig: stjeevige kost (Neer) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiekem geniepig: geniepig (Neer, ... ), heimelijk: heimelik (Neer), stiekem: stiekum (Neer, ... ) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4
stier stier: štīr (Neer), var: vɛr (Neer) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: stīēf vinger (Neer) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop stijfkop: sjtiefkop (Neer), stjiefkop (Neer), strekel: sjtrekel (Neer), wars: (ê).  waers (Neer) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig wars: (ê).  waers (Neer) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stikken stikken: sjtikke (Neer) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stilstaan ho-ju: hōǝ jȳ (Neer) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken hophappen: hoephappe (Neer), stinken: stjinke (Neer) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stofblik blik: bleek (Neer), handjvèger en bleek (Neer) stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)] III-2-1