e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brug brug: brøk (Neer) brug [RND] III-3-1
bruidsvlucht bruidsvlucht: bruidsvlucht (Neer) Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44] II-6
bruidszwerm zingende voorzwerm: zingende voorzwerm (Neer) Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c] II-6
brutaal astrant: astrant (Neer, ... ), frech (du.): vrek (Neer), onbeschoft: bubesjoeftj (Neer) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1
bui, regenbui schuil: sjoel (Neer) regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buik: būk (Neer), pens: pens (Neer) Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9
buik (spotnamen) pens: pens (Neer) buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buil op het hoofd bult: böltj (Neer) buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)] III-1-2
buitendeurtje van het varkenshok varkensdeur: vɛrkǝs˱dø̄r (Neer) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6
buitenechtelijk kind basterd: basterd (Neer), voorkind: veurkindj (Neer) een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)] III-2-2