22358 |
hoepel |
reep:
reip (L294p Neer)
|
a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
repen:
ręi̯pǝ (L294p Neer)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hooste (L294p Neer)
|
hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
21866 |
hogen |
opjagen:
opjaage (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] || het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22525 |
hogen, hoogjassen (kaartspel) |
hoogjassen:
hoagjasse (L294p Neer)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20524 |
homp brood |
homp:
homp (L294p Neer)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21622 |
honderd frank |
honderd frank:
hongerd frang (L294p Neer)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20614 |
honger hebben |
eten gaat hem goed af:
aete geit um good aaf (L294p Neer),
grote honger hebben:
grôôte hónger hebbe (L294p Neer),
hem lusten:
hae-lustj um (L294p Neer),
zin in hebben:
háetter zin in (L294p Neer)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)], [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28557 |
hongervolk |
lichte bijen:
lichte bijen (L294p Neer)
|
Bijenvolk dat met te weinig voorraad voedsel de winter ingaat. [N 63, 54d]
II-6
|
28524 |
hongerzwerm |
hongerzwerm:
hongerzwerm (L294p Neer)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|