18818 |
kieskeurig |
nauw:
naef (L294p Neer)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
keetele (L294p Neer)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
kaken:
kaake (L294p Neer)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18893 |
kiezen |
uitkiezen:
oetkeese (L294p Neer)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakərt (L294p Neer)
|
kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdengeut:
kwakərtəgoͅət (L294p Neer)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)geut, gegeut:
kwakərtəgoͅət (L294p Neer)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
20173 |
kind (troetelnaam) |
clowntje van een mannetje:
kloentje van ei menke (L294p Neer),
hummeltje:
hummelke (L294p Neer),
kindje:
kindj (L294p Neer),
wicht:
wicht (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21701 |
kinderfiets |
kinderfietsje:
kinjer fietske (L294p Neer)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
22691 |
kinderfluitje |
feep:
feep (L294p Neer),
feepje:
feepke (L294p Neer)
|
Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|