e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondvol mondvol: mondjvolle (Neer) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
mooi pratend het paard op de nek kloppen aanspreken: ānšprē̜kǝ (Neer) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer schoon weer: sjoan waer (Neer) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: moordkruuts (Neer) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moorkop moorkop: mōrkǫp (Neer) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
mopperen foeteren: foetere (Neer), kijven: kieve (Neer), mokkeren: mokkere (Neer), mopperen: moppere (Neer), pruttelen: preutele (Neer) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgen, maat van ongeveer 8000 m2 morgen: murge (Neer) de maat die een oppervlakte aangeeft van ongeveer 8000 vierkante meter [morgen] [N 91 (1982)] III-4-4
morsen bratselen: bratzele (Neer) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
motor moter: mo.tər (Neer) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen mot: mot (Neer), motregen: moêt moêtraigen (Neer), mozel: mozel (Neer), zeverregen: zeiver raegen (Neer) lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4