20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. WBD
besjūūtepap (L294p Neer),
melk met beschuit:
Syst. WBD
mélk mét besjūūt (L294p Neer)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25728 |
beslaan |
beslaan:
bǝšlǭn (L294p Neer)
|
Het moutmeel met water vermengen. Nadat het beslag gemaakt is, laat men het enige tijd staan, alvorens het te roeren of om te roeren onder toevoeging van roerwater. De invuller uit L 210 merkt hierover op dat men tijdens het roeren langzaam water dat steeds warmer was, toevoegde waardoor de temperatuur van het beslag steeg van 45 graden Celsius tot 70 graden Celsius. Bovendien vermeldt hij dat men tot de sluiting van het bedrijf (rond 1950) met de hand bleef beslaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''roeren''. [N 35, 37]
II-2
|
31705 |
beslagbijl |
beslagbijl:
bǝšlāx˱bīl (L294p Neer)
|
Korte, brede bijl met een vouw, waarvan het huis niet in het midden van het vlak van de bijl ligt, maar enigszins zijdelings, zodat een van de twee zijden van het blad geheel plat is. Met de beslagbijl kan men zuiver in de lengterichting langs een boomstam slaan. Zie ook afb. 5. De beslagbijl wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De houtzager gebruikt hem bijvoorbeeld om stammen vierkant te hakken en de wagenmaker om uit ruw hout bestaande onderdelen als spaken, rongen en naven hun eerste vorm te geven. [N 50, 18a; N 75, 114e; N G, 41; N G, 42a, add.; N 53, 89a, add.; monogr.]
II-12
|
25718 |
beslagkuip |
beslagkuip:
bǝšlāxkȳp (L294p Neer)
|
De kuip waarin moutmeel en water worden gemengd. Vaak werd de beslagkuip ook gebruikt als roerkuip, terwijl men in later tijden daarvoor een aparte roerkuip ging hanteren. Zie daarom ook de semantische toelichting bij de lemmata ''roeren'' en ''roerkuip''. De invuller uit Q 99 merkt op dat het water in de beslagbak een temperatuur had van 70 à 72 graden Celsius. De inhoud van deze bak bedroeg 40 hectoliter waarvan uiteindelijk 34 à 35 hectoliter overbleef. Zie afb. 5. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslaan'' en ''beslag''. [N 35, 28; monogr.]
II-2
|
19285 |
beslissen |
beslissen:
besjlisse (L294p Neer)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21673 |
besteden |
besteden:
bestjae (L294p Neer),
verteren:
vertaere (L294p Neer)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestjaeke (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] || Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
bestjelle (L294p Neer)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bestjumme (L294p Neer)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
’t is vast wèèr (L294p Neer)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|