e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitpap beschuitenpap: Syst. WBD  besjūūtepap (Neer), melk met beschuit: Syst. WBD  mélk mét besjūūt (Neer) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
beslaan beslaan: bǝšlǭn (Neer) Het moutmeel met water vermengen. Nadat het beslag gemaakt is, laat men het enige tijd staan, alvorens het te roeren of om te roeren onder toevoeging van roerwater. De invuller uit L 210 merkt hierover op dat men tijdens het roeren langzaam water dat steeds warmer was, toevoegde waardoor de temperatuur van het beslag steeg van 45 graden Celsius tot 70 graden Celsius. Bovendien vermeldt hij dat men tot de sluiting van het bedrijf (rond 1950) met de hand bleef beslaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''roeren''. [N 35, 37] II-2
beslagbijl beslagbijl: bǝšlāx˱bīl (Neer) Korte, brede bijl met een vouw, waarvan het huis niet in het midden van het vlak van de bijl ligt, maar enigszins zijdelings, zodat een van de twee zijden van het blad geheel plat is. Met de beslagbijl kan men zuiver in de lengterichting langs een boomstam slaan. Zie ook afb. 5. De beslagbijl wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De houtzager gebruikt hem bijvoorbeeld om stammen vierkant te hakken en de wagenmaker om uit ruw hout bestaande onderdelen als spaken, rongen en naven hun eerste vorm te geven. [N 50, 18a; N 75, 114e; N G, 41; N G, 42a, add.; N 53, 89a, add.; monogr.] II-12
beslagkuip beslagkuip: bǝšlāxkȳp (Neer) De kuip waarin moutmeel en water worden gemengd. Vaak werd de beslagkuip ook gebruikt als roerkuip, terwijl men in later tijden daarvoor een aparte roerkuip ging hanteren. Zie daarom ook de semantische toelichting bij de lemmata ''roeren'' en ''roerkuip''. De invuller uit Q 99 merkt op dat het water in de beslagbak een temperatuur had van 70 √† 72 graden Celsius. De inhoud van deze bak bedroeg 40 hectoliter waarvan uiteindelijk 34 √† 35 hectoliter overbleef. Zie afb. 5. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslaan'' en ''beslag''. [N 35, 28; monogr.] II-2
beslissen beslissen: besjlisse (Neer) iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)] III-1-4
besteden besteden: bestjae (Neer), verteren: vertaere (Neer) geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] III-3-1
besteken besteken: bestjaeke (Neer, ... ) kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] || Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-1, III-3-2
bestellen bestellen: bestjelle (Neer) opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)] III-3-1
bestemmen bestemmen: bestjumme (Neer) iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)] III-1-4
bestendig weer vast (weer): ’t is vast wèèr (Neer) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] III-4-4