21471 |
betalen |
over de brug komen:
èùver de brök kome (L294p Neer)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21875 |
betaling |
contant (<fr.):
kontant (L294p Neer)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
bedonderd:
bedonderdj (L294p Neer),
sip:
sip (L294p Neer),
uitereen zijn:
oet trein zeen (L294p Neer),
van streek:
van stjreek zeen (L294p Neer)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
betrektj (L294p Neer),
gans betrekken:
’t is gans betrokken (L294p Neer),
zich toetrekken:
de lòcht trekt zich toe (L294p Neer)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
betten:
batte (L294p Neer),
pappen:
#NAME?
pappe (L294p Neer)
|
lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
boengele (L294p Neer)
|
Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22422 |
beugelring |
poort:
port (L294p Neer)
|
De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21023 |
beurs |
onder de toren:
onger den taore (L294p Neer)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (L294p Neer),
halen:
haole (L294p Neer),
kindje krijgen:
kindje kriege (L294p Neer),
kopen:
koape (L294p Neer)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
last:
last (L294p Neer, ...
L294p Neer),
order:
(ô).
aoder (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|