28481 |
uitkomen van het broed |
uitlopen:
uitlopen (L294p Neer)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
21391 |
uitleggen |
diets maken:
diets maake (L294p Neer, ...
L294p Neer),
uitleggen:
oetlekke (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33220 |
uitlopers van kuilaardappelen |
kijnen:
kēnǝ (L294p Neer)
|
In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.]
I-5
|
21452 |
uitnodigen |
uitnoden:
(oet)noeuw(e) (L294p Neer),
verzoeken:
verzeuke (L294p Neer)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21445 |
uitschelden |
in het gezicht smijten:
in heet gezicht sjmiete (L294p Neer),
uitjouwen:
oetjouwe (L294p Neer),
uitschelden:
oetsjelle (L294p Neer)
|
iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25770 |
uitslaan |
afschrijven:
āfšrīvǝ (L294p Neer)
|
Een tekening maken op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de meetwerktuigen, pag. 75.' [N G, 20a]
II-12
|
18108 |
uitslag onder de neus |
uitslag:
oetsjlaag (L294p Neer)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34349 |
uitslag vertonend |
brandig:
brɛnjex (L294p Neer)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
21787 |
uitsluitsel |
bescheid:
besjeid (L294p Neer)
|
een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ūtšpanǝ (L294p Neer)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|