25283 |
vadem, maat van uitgestrekte armen |
reik:
rek (L294p Neer)
|
de maat die de afstand aangeeft tussen de rechter en de linkerhand bij zijdelings uitgestrekte armen (± 1,7m-1,9m) [rek, vadem, vaam] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18949 |
vagebond |
kruier:
eine kruijer (L294p Neer)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
līf (L294p Neer)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetele (L294p Neer)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetelair (L294p Neer)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lęk āf (L294p Neer)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19236 |
van katoen geven |
van katoen geven:
(van katoen geven).
van ketoen gaeve (L294p Neer)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdōn (L294p Neer),
(scheuten) van de aardappelen doen:
van dǝ ɛ̄rpǝlǝ dōn (L294p Neer)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L294p Neer)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
neteurlik (L294p Neer),
vaneiges:
van eiges (L294p Neer),
vanzelf:
van zeef (L294p Neer)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|